En toen en toen en toen waren we zomaar ZEVEN JAAR getrouwd, geliefde A. en ik.
En zoals elk jaar gaan we dat getweeën uitgebreid evalueren.
Tot in de vroege uurtjes, niet geheel nuchter, wel fijn en waardevol.
Iedereen die ons een beetje kent weet dat ons huwelijk niet alleen maar rozengeur en maneschijn is. Haha, das eigenlijk zelfs wel een understatement. De doornen en de donkerte hebben we vaak gevoeld en ervaren. We zijn ook wel redelijk intens allebei, geloof ik.
Maar wrijving geeft glans. En dat gaan we zo langzamerhand ervaren.
Sinds we ons bewuster zijn van onze eigen projecties en angsten, en sinds we dat wat beter zelf kunnen dragen gaan we met rasse schreden vooruit.
Ik kan steeds meer de liefde voelen, echt doorvoelen.
De liefde voelen zonder angsten maar in overgave en vertrouwen.
En daardoor ontstaat er zo heerlijk veel ruimte en vrijheid.
Vrijheid dat alles er mag zijn, dat alles mag en kan.
Dat we gunnen en geven.
En dat er altijd, altijd weer die liefde is.
De dingen hebben soms eenzelfde naam:
een lichte kus, elkaar verwilderd bijten,
zacht mokken, blindelings met huisraad smijten,
vreemd, het valt alles onder liefde saam.
Wie liefheeft en daar langzaam aan gewent,
ontdekt verbijsterd achter maan en rozen,
het kleine strijdperk van twee tomelozen,
waar men elkaar om beurten tart en temt.
Eerst zacht van zin, later snel uitgestoeid,
elkander prikkelen, dan ronduit haten,
en ouder wordend: zacht weer, en vermoeid.
Zó gaat het ons, misschien in milder mate...
Twee slingerplanten in één wilde groei,
die ondanks alles elkaar niet verlaten.
Max Dendermonde